Op de cover
Sta je zomaar op de cover van je vakblad...
Erg leuk om over je ervaringen te worden geïnterviewd!
Interview door: Marielle Schreurs
Op 10 oktober jl. zat ik op tijd in de auto. Ik zou om 10.00 bij Judith Jamin zijn voor een interview voor in het harp magazine. Het ritje Eindhoven – Amersfoort duurde niet een goed uur maar zo’n drie kwartier langer. Files, files en nog eens files… Enfin, om 10.30 zat ik bij Judith aan de heerlijke koffie en kon ik Judith met mijn vragen gaan ‘bestoken’ en ‘De Harpschuur’ in levende lijve zien.
Judith, vertel: hoe ben jij bij de harp terecht gekomen?
Ik kom uit een gezin van vier kinderen. Ik wilde het grootste instrument leren bespelen want dan viel ik tenminste wat op en heb nooit meer iets anders gewild.
Ik was, samen met Astrid Walschot, de eerste leerling van Bess Franssen, in Maastricht. Ik was toen twaalf jaar. Ik begon op een haakjesharp, een Aoyama, en ik wist het meteen: dit zou mijn vak worden.
En daarna?
Na drie jaar was ik toe aan de pedaalharp. Ik kreeg een Salvi Angelica. Een wat bijzondere harp vanwege de krul op de zuil die geïnspireerd was op de krul bij de Erard pedaalharp. Ik ben toen naar het conservatorium in Den Haag gegaan, waar ik vijf jaar les heb gehad van Edward Witsenburg om mijn diploma Docerend Musicus te halen. Voor het diploma van Uitvoeren Musicus heb ik les gehad van Erika Waardenburg. Nu heten deze twee diploma’s trouwens Bachelor en Master of Music. Het niveau van de Master is tegenwoordig ook hoger dan in mijn tijd.
In mijn tijd had je ook verschillende ‘scholen’ zeg maar. Docenten die de techniek als het ware opleggen en docenten die de student centraal stellen en van daaruit het beste uit de student proberen te halen.
Ik vind overigens wel dat je les in techniek nodig hebt. Zo heb ik bijvoorbeeld tijdens mijn UM-studie ook les gehad van de Franse harpiste Germaine Lorenzini. Zij heeft mijn hele handhouding ‘gecorrigeerd’. Leerde je vroeger vooral dat je met een hoge duim moest spelen; dat hoefde ik van haar bijvoorbeeld niet. Dat kón ik ook nauwelijks met mijn miniduim! Lorenzini vertrok vanuit de mogelijkheden die ik zelf had en werkte van daaruit heel gedetailleerd aan mijn handhouding. Ik reisde hiervoor naar Lyon en had dan een hele dag les.
Ik heb overigens mijn man Johan tijdens mijn conservatoriumtijd in Den Haag leren kennen! Hij had me ingehuurd voor een optreden en kwam de harp en mij halen want ik had toen geen auto. Hij is nooit meer weg gegaan: we zijn nu al zes en dertig jaar samen!
Wat ben je gaan doen toen je je diploma op zak had?
Toen ik op het conservatorium zat wilde ik heel graag in een orkest spelen; dat was mijn droom. Maar na mijn diploma merkte ik bij mezelf dat spelen in een orkest mij totaal niet lag. Ik had soms andere ideeën dan de dirigent, haha. Nee, ik was niet in de wieg gelegd voor het orkestvak.
Daarna ben ik begonnen met lesgeven en me toe te leggen op kamermuziek. Ik vormde een duo met fluitiste Francien Post We speelden al samen op het conservatorium en waren als twee handen op één buik, zo goed voelden we elkaar aan. En nog! Inmiddels is sopraan Henriette Feith erbij gekomen en vormen we regelmatig een trio.
Wat is belangrijk voor jou?
Ik houd van dingen samen doen. Ik speel veel in korte projecten met uiteenlopende samenstellingen, waaronder kamermuziek. Ik begeleid graag koren en speel in een begeleidingsorkest.
Na het plotselinge overlijden van twee van onze zes kinderen ben ik een jaar of vier uit de running geweest. Daarna ben ik mij meer gaan focussen op het lesgeven. Het leven tekent je en je gaat er anders naar kijken. Zo ook naar mensen.
In mijn toenmalige baan aan de muziekschool had ik taken in mijn pakket waar ik eigenlijk geen energie meer van kreeg. Dit heeft er toe geleid dat ik in 2007 ‘De Harpschuur’ opgericht heb: mensen gewoon enthousiasmeren voor de harp! Ik heb voor de naam ‘De Harpschuur’ gekozen omdat dat voor mij het spelen op de harp het best weergeeft: het is vaak hard werken, net zoals je dat in een schuur doet.
Waar denk je bij de harp aan?
Veel mensen denken bij een harp aan een hemels instrument. Een engeltje met een harpje of zo… Ik vind het juist een heel aards instrument. Alles wat je op de harp doet, doe je zelf. Je maakt direct muziek in die zin dat er niks anders tussen zit zoals de hamertjes bij de piano bijvoorbeeld. Je omarmt het instrument en voelt de trillingen in het hout. Het is een ‘oer instrument’ dat je zelf bestuurt.
Het vlak waarin je beweegt is ook veel groter bij de harp dan bij de piano. Je kijkt naar je handen, naar de bladmuziek en de dirigent en hebt ondertussen van alles te doen met je voeten.
Wat kenmerkt je nog meer?
Ik voel me ook echt wel een ondernemer en een perfectionist. Ik wil bijvoorbeeld dat de website picobello in orde is. Wat ik wel eens jammer vind is dat de ‘muziekmarkt’ soms wat verziekt wordt naar mijn mening. Amateur of zelfs professionele spelers die voor een habbekrats of voor niets willen spelen. Als je ergens optreedt, moet je er voor werken. Ik werk liever minder vaak maar wel betaald en niet voor niks.
Wat ambieer je met De Harpschuur?
Muziek maken is contact maken. De harp leent zich daar heel goed voor. Als je muziek maakt kom je in gebieden waar geen woorden zijn. Ik merk regelmatig dat mensen bang zijn om fouten te maken in hun harpspel. Maar fouten maken doet niks af aan je verhaal. Veel mensen merken het niet eens wanneer je een fout maakt. En als je een verhaal vertelt zeg je toch ook wel eens ‘eh’. Dus het is niet erg.
Ik zelf kan altijd doorgaan met spelen, zelfs al weet ik het niet meer… Dat wil ik aan mijn leerlingen meegeven: plezier. Ik maak daarbij graag gebruik van de methode van de Hongaarse componist Kodály. Samengevat is het een methode om spelenderwijs muziek te leren spelen. Je gaat eerst ‘doen’. De methode is gericht op kinderen maar ik gebruik ook elementen ervan bij volwassenen. Als iemand bijvoorbeeld een ritme niet goed aanvoelt, raad ik aan het ritme te klappen of met een bal te stuiteren op de maat, het ritme en de maat zo te ervaren en het dan pas op de harp te spelen.
Binnen De Harpschuur promoot ik het samenspel, juist omdat de harp van zichzelf een solitair instrument is. Ook vind ik het belangrijk dat je zelf de stukken kunt spelen waar je leerlingen mee bezig zijn. Anders kun je je leerling niet helpen. Als een leerling van mij met ‘Au matin’ van Marcel Tournier bezig is, zal ik het zelf ook weer doornemen.
Je bent natuurlijk ook gekend vanwege jouw lesmethode HarpHandig!
Ja, eigenlijk had ik al lang de behoefte aan zoiets omdat er in Nederland geen lesmethodes voor volwassenen zijn. In het Engels bestaat er wel het een en ander maar niet in het Nederlands. Je leert noten te lezen, over ritmes, intervallen etc. Je leert hoe een stuk te spelen. Het leuke is dat je het ook als naslagwerk kunt gebruiken.
Ik hoor wel eens: ‘oh, maar noten lezen kan ik niet hoor.’ Zet eens een rood rondje om alle C’s en een blauw rondje om alle F’s en de muziek wordt al een stuk overzichtelijker. Wat zie je dan als belangrijkste noot etc? Of begin eens achteraan met een stuk en voeg er steeds een maat voor om te oefenen. Kleine tips waarmee je mensen echt een goed eind op weg kan helpen.
Tijdens de coronatijd heb ik een heel online lesprogramma ontwikkeld. Ik heb meer dan 120 filmpjes gemaakt. Als je alle stapjes doorloopt, kun je na een jaar al aardig harp spelen. Door de cursus online beschikbaar te maken heb ik gemerkt dat deze ook interessant is voor mensen die vanwege een beperking de deur niet uit kunnen voor harplessen of mensen die in het buitenland wonen en geen harpdocent in de buurt hebben.
Wat zijn je ideeën voor de toekomst?
Ik wil graag een verbeterde versie van HarpHandig! uitbrengen. Er zijn aanvullingen nodig en hier en daar wil ik de lay-out was aanpassen. Daarnaast wil ik ouders meer stimuleren om hun kinderen (weer) naar muziekles te sturen: een onmisbaar deel van de opvoeding!